Hoe een les over tussenruimtes tot veel bredere inspiratie leidt
Afgelopen zaterdag weer les gehad aan de Nieuwe Akademie Utrecht (NAU). Het onderwerp was ruimtes en tussenruimtes. We zijn met stillevens bezig geweest, met blinde contourtekeningen en structuren. Het was een bijzonder interessante tekenles, waarna ik met veel stof tot nadenken naar huis gegaan ben. Hieronder mijn belangrijkste bevindingen.
Je kunt verschillende tekenstijlen met elkaar combineren
Ik houd erg van blinde contourtekeningen. Er zit een zekere losheid in die me aanspreekt. Lijnen zijn op de een of andere manier tegelijkertijd zoekend en heel direct. Je ziet hoe je oog over het object is gegaan aan de hand van de lijnen die er ontstaan zijn. Mijn conclusie: blijkbaar houd ik van een losse tekenstijl en ik ben dus op zoek naar een snelle, open manier van schetsen. Ik stel vaak tijdslimieten om mezelf niet de kans te geven om ergens te veel in vast te gaan zitten.
Maar zaterdag heb ik geleerd dat je dat het spontane weer kunt combineren met meer geconcentreerde en tijdrovende manieren van tekenen. Door de blinde contourtekening als een uitgangspunt te nemen en de ontstane vlakken te bewerken met structuurtjes, voeg je aan het spontane van de oorspronkelijke tekening en nieuwe lading toe, wat spannende resultaten kan opleveren. En dat idee vind ik erg inspirerend.
Ik houd (ook) van precisie werk
Want al dat gepriegel: met concentratie een heleboel streepjes zetten of een groot vlak vullen met rondjes: ik vind het heerlijk. Je kunt je er helemaal in verliezen. Ik blijk ook het geduld te hebben om lang aan een tekening te zitten en secuur te blijven werken. Tot nu toe vond ik mezelf snel ongeduldig en zelfs slordig in het tekenen. En mijn schilderstijl is ook niet heel erg gedetailleerd. Behalve dan als ik iets tot een ‘project’ verklaar (en dan wordt het meestal te ver doorgewerkt). Ik gebruik mijn concentratie vooral om vaker hetzelfde te doen – zoals bij het zelfportretten project – dus om het vol te houden om iedere dag een zelfportret te maken.
Ik weet niet goed wat dit dan betekent. Betekent dat dan dat ik juist meer tijd voor een tekening moet nemen? Dat ik op zoek moet naar een vorm waarin ik beide kwijt kan? Misschien moet ik het gewoon constateren en dan later kijken waar ik dat kan inpassen. Mezelf ook de ruimte geven om meer verfijndere dingen te proberen.
Door verschillende materialen over elkaar te gebruiken krijg je mooie effecten
Ander onderwerp: kleurcontrast vind ik moeilijk. Een kleur die er echt uitspringt, breng ik snel weer naar het midden toe door er kleuren doorgeen te vegen of te gaan poetsen. Ik gebruik ook vaak maar een beperkt aantal kleuren zodat het harmonisch (maar ook vlakker) blijft.
Bij mijn eerste stilleven in kleur zaterdag deed ik dit weer. Ik had bepaalde kleuren gekozen en ging die met elkaar mengen: een beetje geel door het bruin, een beetje geel door het groen. Aan de zijkanten had ik rood gebruikt. Dat stak zo af, dat ik ook daar bruin door gedaan heb. Resultaat: een vlakke boel. Alleen het wit én 1 dikke zwarte lijn vielen op.
Ik heb het werk aan de kant gegooid en ben met een tweede begonnen. Mijn buurvrouw kwam kijken en toen ik zei dat ik hem niet echt gelukt vond zei zij: ‘Hij is wel goed. Je moet er gewoon nog een keer overheen en dan de kleuren weer aanzetten.’ Ik dacht: wat heb ik te verliezen, en ik zit hier om dingen te doorbreken dus… Toen rood potlood niet werkte ben ik er met oliepastel overheen gegaan. Oliepastel, daar ben ik niet dol op omdat het zo krachtig van kleur is. HELP!
Maar het werd dus super mooi. Door het kleurpotlood en de bruinige soft pastel die er onder zat, kreeg ik een heel warm en levendig vlak. Ik word nog steeds blij als ik er nu naar kijk. Met dat materialen stapelen ben ik zaterdag nog meer gaan experimenteren. Een beetje te voorzichtig wel door over gele potlood gele oliepastel te gebruiken (daar zie je dus niet veel van). More!
Ik was al geïnteresseerd in kleuren over elkaar heen gebruiken, wat aangezwengeld is door een tentoonstelling met werk van Wim Oepts waar ik laatst was (daar kom ik nog wel op terug) en er stond al op mijn ‘waar wil ik meer mee experimenteren?’-lijst: wat doen kleuren als je ze over elkaar gebruikt?, Glaceren, bovenlaag bewerkten, mengen etc. Maar daar kan ik dus ook in het tekenen van alles mee.
Contrasten ontstaat ook door vlakken / elementen verschillend te behandelen
In de vorige les op de NAU stonden contrasten centraal. Daar bespraken we al dat er veel meer contrasten zijn dan alleen licht en donker en hoe belangrijk contrast is. Tijdens het maken van de stillevens in kleur heb ik ontdekt dat contrasten ook ontstaan doordat je bepaalde vlakken anders behandeld.
Als je een vlak egaal rood vlak maakt naast een bruinig vlak, dat je hebt gevuld met kleine streepjes waar nog wat wit doorheen schijnt, ontstaat er een groter contrast dan wanneer je een egaal bruin vlak naast het rode plaatst. En hetzelfde effect krijg je door lijnen te variëren: dik, dunner, verschillende kleuren.
Al met al dus een lesdag vol ontdekkingen waar ik een tijd op kan voortborduren. Toch eens nadenken of ik ook nog iets geleerd heb over ruimtes en tussenruimtes!