kunstgeschiedenis,  mind,  tentoonstellingen

Kirchner en Nolde: expressionisme. Kolonialisme.

Begin november bezocht ik de tentoonstelling Kirchner en Nolde: expressionisme. Kolonialisme in het Stedelijk Museum Amsterdam. De werken van deze twee expressionistische kunstenaars worden gecombineerd met werk van buiten-Europese kunstenaars en plaatst alles in de context van het kolonialisme. De NRC schreef over deze tentoonstelling: ‘vragen stellen, ook schurende, houdt kunst levend.’ Interessant!

Toen ik in de jaren negentig kunstgeschiedenis studeerde, nam ik voor kennisgeving aan dat kunstenaars aan het begin van de twintigste eeuw inspiratie vonden in etnografica. Dat deze exotische vormen pasten bij hun zoektocht naar persoonlijke vrijheid en authenticiteit schreef ik netjes in mijn collegeaantekeningen en leerde ik uit mijn hoofd voor het tentamen.

Kirchner en Nolde stonden voor mij voor het Duits expressionisme, kleurrijk, losbrekend uit de realistische manier van afbeelden. Dus dat zij, op zoek naar een persoonlijke manier van expressie, ook de vormentaal van etnografica onderzochten, vond ik niet vreemd. Ik nam het voor kennisgeving aan en dacht er verder niet bij na.

Wringend
Al gelijk bij de inleidende teksten, wordt het me duidelijk hoe wringend dat eigenlijk is. Tot 1884 bezat Duitsland geen koloniën (ook al een zin die me nu een heel ander gevoel geeft dan dertig jaar geleden). Onder Bismarck werden enkele gebieden die in het bezit waren van Duitse kooplieden uitgebreid en tot kolonie gemaakt. Zo werden Togo, Wituland (in het huidige Kenia), Duits Zuid-West Afrika (het huidige Namibië), Duits Oost Afrika (het huidige Tanzania, Burundi en Rwanda) en Keizer-Wilhelms-Land (een deel van het huidige Nieuw Guinea) Duits grondbezit.

De Duitsers waren niet erg zachtzinnig. In Namibië werd tussen 1904 en 1908 een opstand van Herero en Nama werd hardhandig neergeslagen. Onderzoekers gaan ervan uit dat een-derde of twee-derde van de oorspronkelijk 80.000 Herero zijn omgekomen – in concentratiekampen, als gevolg van dwangarbeid of door uitdroging op de vlucht. Er zijn ook schattingen die uitgaan van 100.000 omgekomen Herero en Nama. De Verenigde Naties ziet dit als de eerste genocide van de 20e eeuw.

Kirchner en Nolde zagen rond 1910 in Berlijn en Dresden al die – voor hen inspirerende – voorwerpen uit een andere cultuur in nieuwe etnografische musea. Propvol voorwerpen die met een rotgang uit de koloniën werden gesleept. Heilige voorwerpen, kunst, alledaagse voorwerpen en zelfs menselijke resten. De twee kunstenaars eigenden zich de vormentaal van deze objecten toe, maar verdiepten zich niet in de achtergronden en de oorsprong ervan. Op zoek naar eigen authenticiteit en persoonlijke expressie vonden ze inspiratie in iets dat niet vrijwillig was afgestaan en gemaakt door mensen die niet in vrijheid leefden.

Dat wringt.

Net als het tentoonstellen van mensen (wat in die tijd nog veel gebeurde) – ook van mensen die naar Duitsland waren gelokt met de belofte dat ze daar zouden kunnen onderhandelen over een betere positie van hun volk (sick!). Zwarte vrouwen, die in de entertainment industrie moesten werken, kunstenaars die jonge meisjes als naaktmodel gebruikten en die vrouwelijke modellen als lustobject zagen. Wat allemaal langs komt op deze tentoonstelling.

Je kunt het in de tijd plaatsen (wat ik vroeger deed) maar dat maakt het niet minder fout. Punt.

Sterke portretten
Nolde gaat op een gegeven moment mee op een wetenschappelijke reis naar Keizer-Wilhelms-Land (een deel van het huidige Nieuw Guinea). Hij tekent en schildert wat hij daar ziet. Hij heeft geen oog voor de uitbuiting, die hij daar waarschijnlijk ook gezien heeft. Hij kiest ervoor om de bevolking traditioneel te schilderen en het landschap vast te leggen.

Dan kom ik in een zaal met allemaal geaquarelleerde portretten van zijn hand. De mannen kijken me indringend aan. Ik ben geraakt. Die blikken! Er zit veel ingehouden gevoel in. Ik bestudeer Noldes techniek. Die dikke donkere lijnen, snel en raak neergezet. Niet te veel gepiel, maar bam. Ik maak foto’s zodat ik hier thuis misschien nog iets mee kan.

Dan kom ik bij het bordje: ‘Emil Nolde omschreef zijn expeditie taak als het ‘onderzoeken van de ras-eigenschappen van de bevolking. Hij zag deze beeltenissen [de portretten] dan ook deels als een typologie van verschillende huidskleuren en haartypes, vergelijkbaar met de haar- en huidskleurtabellen van de fysische antropologie die de dokters mee op reis hadden genomen. Nolde maakte ze terwijl de dokters mensen onderzochten of hij tekende gedurende expedities, soms met geladen pistool naast zich. Je kunt je afvragen hoe dit voor de geportretteerden was en hoe zij de kunstenaar zagen.’

Deze portretten zijn gewoon onder dwang gemaakt. Zoiets had ik kunnen verwachten, maar toch voel ik me van mijn stuk gebracht. Geraakt. Nog geen minuut geleden stond ik van deze aquarellen te genieten, sterker nog: ik zag er iets in dat ik me inspireerde. En dat terwijl ik net daarvoor constateerde, dat het fout is je te inspireren op (kunst)voorwerpen zonder rekening te houden met de herkomst en de achtergronden van dat object. En wat doe ik een paar zalen verderop zelf?

Wat zegt dat over mij? Als ik nog een keer naar de portretten kijk, lees ik onmacht, boosheid en frustratie in de ogen van de mannen. Ik voel me een beetje vies als ik denk aan hoe ik in eerste instantie vooral Noldes techniek bestudeerde, terwijl de portretten misschien juist zo spreken door de ingehouden emoties van de mannen.

Ik loop met gemengde gevoelens de tentoonstelling uit. Nolde blijkt een nazi-sympathisant, Kirchner een ‘me too offender’. De NRC heeft gelijk dat de tentoonstelling schurende vragen oproept. Niet alleen over het toe-eigenen van vormentaal en het waarderen van kunst gemaakt door een ‘foute’ kunstenaar maar over ook over inspiratie, mijn kennis als kunsthistoricus en de manier waarop je eigen blik op de wereld kan veranderen. Maar zijn schurende vragen ook niet de vragen waar je het meest van kan leren?

Kirchner en Nolde: expressionisme. Kolonialisme is nog t/m 5 december te zien in Stedelijk Museum Amsterdam

bijschriften:

boven: Ernst Ludwig Kirchner, Sitzende Frau mit Holzplastik, 1912, olieverf op doek, 78 × 78 cm. Virginia Museum of Fine Arts, Richmond. Adolph D. and Wilkins C. Williams Fund, 84.80

onder: Zaalopname Kirchner en Nolde: Expressionisme. Kolonialisme. Foto: Gert-Jan van Rooij © Nolde Stiftung Seebüll.

One Comment

  • Je moeder

    Lieverd wat een verhaal!! Ook ik/wij zagen een grote tentoonstelling van Kirchner en nolde ongeveer 15 jaar geleden in zuid Duitsland. We vonden het mooi en kochten een boek. Geen van de dingen waar jij over schrijft heb ik me afgevraagd!! Schande dus. Ik ga thuis het boek bekijken met jouw verhaal erbij.
    Een mens is nooit te oud om te leren! Dank je wel!

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *