Ik en MIJN gum
Ik ben heel erg gehecht aan MIJN gum. En dan niet een beetje, maar ECHT HEEL ERG. Hij is zo lekker zacht en gumt alles zonder problemen, zonder strepen. Ik leen hem alleen uit als ik er min of meer toe gedwongen wordt en bewaak hem alsof het een gouden ei is.
Mijn dochter komt net binnen. Ze wil MIJN gum lenen. Op mijn tafel ligt een vervelende gum, zo eentje die stroef over het papier gaat en die van die lelijke vlekken achter laat. Ze wil natuurlijk mijn fijne. Die ligt veilig op zijn eigen plekje. Ik grijp ernaar.
Mis
Wat de F…
Ik ga snel met mijn handen door mijn spullen, voel nergens iets hards tussen. Nog een keer, nu wat grondiger. Niets. Ik haal alle doosjes potloden, krijtjes, losse pastels en vreemde blikjes verf uit de kast. Ik zou toch zweren dat hij hier lag.
Geen gum
Mijn humeur zakt dramatisch. Ik geloof dat ik nu weer helemaal geen MIJN gum meer weet te vinden. Ik begin te zweten. Mijn hardslag versnelt. Onrustig draai ik op mijn stoel heen en weer. Ik ben net langs de tekenwinkel geweest, om nu gelijk weer een afspraak te maken voor een nieuwe gum. Waarom heb ik niet gewoon een extra meegenomen? Shit. Wat nu?
Denk gewoon even rustig na. Er moet er nog een zijn in huis. Ik koop zo vaak een nieuwe (want hij verdwijnt ook HEEL ERG VAAK). Mijn andere dochter: ik heb er een paar weken geleden eentje op haar bureau gezien. Snel loop ik er heen.
‘Heb jij nog een MIJN gum?’
Ze grijnst.
‘In mijn tas.’
Even later heb ik MIJN gum weer in handen. Oké, dat was op het nippertje. Ik kan weer ontspannen. Dit gouden ei nog maar beter bewaken!