William Turner als inspiratiebron
Vroeger had ik op mijn kamer een poster van Turner hangen. Zijn warme kleurgebruik en contrasten spraken me al jong aan. Later fascineerde het me ook dat delen van zijn werk gewoon abstract zijn, en dat voor iemand die leefde van 1775 tot 1851. Dus toen ik op onze jaarplanning zag dat we een landschap in de stijl van Turner gingen maken, was ik superblij.
Het talent van William Turner werd al vroeg herkend: zijn jeugdwerk hing in de barbierzaak van zijn vader en verkocht goed. Hij werd al op veertienjarige leeftijd toegelaten tot de Royal Academy of Arts waar slechts één jaar later al een werk van hem werd geaccepteerd voor de belangrijkste tentoonstelling van het jaar. Hij schilderde voornamelijk landschappen, vaak met de zee als onderwerp. Daarvoor reisde hij veelvuldig door Europa en heeft zelfs Nederland bezocht.
Gedurende zijn leven werd Turner steeds excentrieker, experimenteerde meer en verloor daarmee ook een deel van het publiek, dat hem eerst op handen droeg. Hij had weinig vrienden en trouwde nooit. Zijn vader, die bij Turner inwoonde, was zijn grootste vertrouweling. Na diens dood, had Turner het moeilijk. Uiteindelijk sterft hij aan cholera, verarmd en vrij eenzaam.
Zijn werk kenmerkt zich door het gebruik van een veelheid van kleuren, die maar een beetje van elkaar verschillen en breed opgezette vegen van verf. In zijn latere jaren gebruikte hij veel transparante lagen olieverf om een explosie van bijna puur licht te creëren. Hij wordt dan ook wel ‘de schilder van het licht’ genoemd. Werk waarmee hij bijvoorbeeld Monet heeft geïnspireerd.
Onderlaag
We krijgen twee lessen voor deze opdracht. Tijdens de eerste les maken we een onderlaag geïnspireerd op een landschapsfoto die we zelf mogen uitkiezen. Ik ga voor een zonsondergang bij Zeeland. Turner was gek op zonsop- en ondergangen boven water, dus dat lijkt me een goed uitgangspunt. En een voorliefde die ik met Turner gemeen heb (en met nog veel meer mensen, wie kan dat nu weerstaan?).
We moeten een dunne laag olieverf aanbrengen. Niet mengen met veel water, maar gewoon heel dun uitsmeren, met veel verschillende kleurnuances. Ik ga lekker aan de slag. Mooi veel geel in de lucht, overlopend naar oranje en roze. Het zijn een beetje paaskleuren. Ik word er blij van. Om het mooi dun en glad te maken besluit ik de verf met een doekje uit te vegen. Dat geeft een goed effect. Je ziet ook de kleur van het papier meewerken.
Op de foto zie je een paar donkerdere wolken in de lucht, een donkere landtong in de voorgrond met daarnaast een rij stenen in het water. Ook die steken donker af tegen de kleurrijke weerspiegeling in het water. Ik krijg de opdracht om het land niet al te donker te schilderen. Ik merk dat dat een beetje een valkuil van mij is: het donker te donker, het licht te licht. De kleur waarin ik het uitwerk is wel oké, maar het grote blok irriteert me een beetje.
Bovenlaag
In de tweede les gaan we een tweede laag aanbrengen. Het is de bedoeling dat we zo min mogelijk op de foto kijken, maar vooral naar het werk van Turner. Niet met penseel, maar met alles wat je verder maar kan bedenken: doekje, paletmes, spons. Ik verheug me op deze les. Dit is iets waar ik al sinds de zomer meer mee probeer te doen en dit is de eerste keer dat ik dat ook op het Kunstenhuis ga toepassen.
Zonder de foto weer te bekijken wordt de lucht een draaikolk van gele, roze en rode tinten. Ik veeg met doekje en spons – spons geeft een mooier effect – en breng met het paletmes dikkere lagen aan. Ik vermaak me, het voelt goed om op deze manier een werk op te bouwen. Het midden houd ik lichter en zachter. De kleuren die ontstaan, transparante lagen over elkaar die samenwerken om iets nieuws te worden, dat is cool. Wat kan ik hiermee bij mijn andere landschappen?
Ik krijg aanwijzingen om de kleurcontrasten te verhogen en meer en dikker op te bouwen. Dat probeer ik. Naast een hele lichte kleur een hele felle kleur zetten geeft mooi effect. Dat vind ik echt een toevoeging. Maar op een gegeven moment voelt het als een beetje te veel. Ik maak er geloof ik ook net iets te veel een baan van.
En dan zit ik nog met de onderkant, de reflectie in het water klopt niet, die landtong, wat moet ik daarmee? Weg schilderen? Of laten staan? En hoe dan? Het is een vreemd blok, maar het zorgt ook wel voor een net wat minder voor de hand liggend tafereel. Ik besluit het licht wel meer te spiegelen in het water, en ook over de landtong en dan hem daarmee wat minder aanwezig te laten zijn. Maar mijn conclusie is toch ook wel, dat je in je onderlaag beter geen grote voorwerpen kunt inschilderen. Dat ding blijft een beetje vreemd.
Ik heb genoten van deze oefening. Ik wil dat werken met lagen uitproberen in een ander werk. En Turner zit ook weer helemaal in mijn hoofd. Eens kijken wat dat gaat opleveren.
One Comment
Paul Vermeulen
Mooi en interessant geschreven, bijzonder dat 200 jaar na dato Turner nog inspiratie voor een oefening geeft.