Waarom ik blij ben dat we geen loodwit en Scheele’s groen meer gebruiken
Door striktere regelgeving is schilderen tegenwoordig geen dodelijke hobby meer. Er is aandacht voor mens- en milieuvriendelijke verfstoffen. Maar dat was vroeger wel anders: eeuwenlang werden er lood-, kwik-, zwavel- en zelfs arsenicum-houdende verfstoffen gebruikt om de gewenste kleuren te maken. Bekende voorbeelden zijn Loodwit en Scheele’s groen.
Kunstenaars wisten dat ze met giftige stoffen werkten. In oude handleidingen vind je recepten, waarschuwingen én remedies. Zo schreef Goupil aan het einde van de negentiende eeuw: ‘In geval van vergiftiging, en indien met niet spoedig genoeg geneeskundige hulp kan krijgen, gebruike men de volgende tegengiften: Lobelia inflata is een sterke tegengift; men geve de zieke hiervan een theelepeltje in warm water, om het half uur, totdat er uitwaseming volgt; vervolgens camillen thee. Mosterd, in warm water ingenomen, verwijderd vergiften uit de maag.’
Toch weten we van verschillende kunstenaars dat het gebruik van giftige verfstoffen hun leven heeft verkort en van nog vele anderen wordt het vermoed. Zo is in 2001 het skelet van de Italiaanse Renaissance schilder Giotto onderzocht. Toen bleek dat zijn botten een grote hoeveelheid lood, arsenicum, mangaan en zink bevatte. Aan de staat van zijn tanden hebben ze kunnen afleiden dat hij de gewoonte had om op zijn penselen te kauwen… met vergiftiging tot gevolg.
Ook van Goya is bekend dat hij geleden heeft onder verfvergiftiging. Hij had de gewoonte om zijn verf in een kuip aan te maken en dan met een lap of een spons op het doek te zetten. Met zijn vingers duwde en kneedde hij de verf dan verder in model. Het gif kwam via zijn huid zijn lijf in wat resulteerde in een zware hersenvliesontsteking. Hij overleefde het maar werd doof.
Loodwit
Loodwit werd al zo’n 2300 jaar voor christus door schilders ontdekt en al snel waren ook de nadelige gevolgen van een loodvergiftiging bekend. In 1678 werden die als volgt beschreven: ‘De arbeiders [die in de loodwit productie werken] krijgen acute pijn in de maag, met heftige krampen in de darmen en verstoppingen waar purgeermiddelen niet helpen.. Ze krijgen ook acute koortsen en geweldige hoestaanvallen of kortademigheid. Vervolgens een flauwte of duizelingen in het hoofd met niet aflatende hevige hoofdpijnen, blindheid, stomheid en verlammingen; verlies van eetlust, misselijkheid en overgeven.’ Toch bleven schilders loodwit gebruiken omdat het (tot de uitvinding van titaanwit in de 20e eeuw) het enige dekkende wit was.
Loodwit ontstaat als reactie van lood op zuurdampen zoals azijn of urine. Repen lood werden in de ene heft van een speciale kom gelegd, in de andere heft kwam azijn. Vervolgens werd de pot ingepakt in dierenmest en in een goed afgesloten ruimte weggezet. Na dertig dagen moest iemand dan het vreselijk stinkende hok openmaken en de stukken lood tevoorschijn halen. De stukken waren dan overdekt met een bladerdeegachtige laag wit, dat tot poeder vermaalt en voor de verf gebruikten.
Loodwit zat ook heel lang in make-up! Vanaf het oude Egypte tot diep in de twintigste eeuw bewerkten vrouwen hun gezicht met loodwit om bleker te lijken. Een wit gezicht stond symbool voor rijkdom en status. Daarmee vergiftigden ze zich zelf langzaam. Eerst vielen hun tanden en haren uit en uiteindelijk ging je eraan dood. Zelfs toen het algemeen bekend werd dat loodwit giftig was, bleven vrouwen het op hun gezicht smeren.
Scheele’s groen
Deze kleur groen ontstond aan het einde van de achttiende eeuw en is onder een heleboel verschillende namen bekend. maar of je het nu Veronese groen, papegaaien groen of meigroen noemt, het blijft een uiterst giftige verf gebaseerd op arsenicum. Toch is het lang populair geweest vanwege de heldere en warme gloed. De kleur werd op een gegeven moment overal voor gebruikt: voor behang, stoffen, jurken en zelfs in snoepgoed.
In de negentiende eeuw stierven er verdacht veel mensen aan een arsenicum vergiftiging, maar men kon geen dader of motief vinden. Dit raadsel werd in 1837 opgelost door de Italiaanse biochemicus Gosio, die het verband legde met het groene behang, dat er in veel huiskamers was opgehangen. Vocht en schimmel in combinatie met de toentertijd gangbare beenderlijm, zorgde ervoor dat het, met Scheele’s groen geverfde, behang doorlopend arsenicum afgaf. Het verhaal gaat dat ook Napoleon op deze manier aan zijn eind gekomen is.
De groen-manie duurde nog tot ver in de negentiende eeuw. Volgens schattingen uit die tijd hingen er in 1858 zo’n 650 vierkante kilometer groen behang in Britse landhuizen, hotels, ziekenhuizen en stationswachtkamers. Het spul was niet aan te slepen; zelfs Charles Dickens schijnt groen behang te hebben overwogen. Maar het grote aantal verdachte sterfgevallen kantelde de publieke opinie. Toen het British Medical Journal schreef dat een stuk behang van ongeveer 40 centimeter genoeg arsenicum bevatte om twee volwassen mensen te doden en duidelijk werd hoe ongezond al die mooie groene baljurken waren, was het over met de heftige liefde.
En het ergste is wel dat de uitvinder van de kleur, de Zweedse wetenschapper Carl Wilhelm Scheele, zelf al bij het uitvinden wist hoe giftig het pigment was. In een brief aan een vriend bevestigde hij dat al in 1777. In dezelfde brief was hij zelf vooral bang was dat iemand anders er met zijn ontdekking vandoor zou gaan. Een directeur van een behangfabriek schreef in 1870 nog dat het ’te ver gaat om elk spoortje arsenicum in behang te verbieden’, omdat dat ‘de zaken onterecht en nodeloos zou treffen’.
Dan ben ik wel blij dat er tegenwoordig veel meer richtlijnen en wetten bestaan!
Voor dit blog heb ik gebruik gemaakt van de boeken Verf: 500.000 jaar verf en schilderkunst van Monica Rotgans en Het geheime leven van kleuren van Kassia St. Clair